De Koopmanspolder is ontstaan door een inbraak van de zee waarbij men de hoofddijk landinwaarts heeft moeten verleggen. De polder wordt voor het eerst vermeld in 1413 wanneer hertog Willem, graaf van Holland, op 28 november van dat jaar dit land aan Jacob Albertsz. schenkt. Toen heette het land Oosternes (andere dan Oosternesse dat ten westen van de Koopmanspolder ligt). Jacob Albertsz. voorzag het landje van een zomerdijk.
Zijn nazaten verkochten het land op 31 augustus 1488 aan de parochiekerk van Lutjebroek waardoor het tijdelijk de naam Kerkenes kreeg. Bij de inspectie van de Omringdijk in1638 inverband met het Grote Proces, gevoerd tussen Geestmerambacht en de Schager- en Niedorperkoggen enerzijds tegen de Vier Noorderkoggen en Drechterland anderzijds, blijkt dat er nogal wat land is afgenomen door de afslag van het zeewater, maar dat de zomerdijk nog wel te zien is. Vermoedelijk is sprake geweest van buitendijksland vóór de zomerdijk. In 1775 blijkt dat land geheel verdwenen te zijn. De zomerdijk van deze polder is dan een wierdijk geworden.
Vier jaar later werd de herberg die hier lag, ‘De heer van Krimpen’, afgebroken in verband met overstromingsgevaar. Rond 1839 is het omdijkte gedeelte van de polder aardig afgenomen, zodat de afslag van land aan het einde van de 18eeeuw aanzienlijk geweest moet zijn. De omdijkte polder en het buitendijkse land hebben samen nu echter weer de omvang die de gehele polder in elk geval in 1723 had. In de eerste helft van de twintigste eeuw is het buitendijkse land opnieuw ingedijkt en heeft de naam Koopmanspolder gekregen, naar de toenmalige eigenaar.
Tegenwoordig wordt de Koopmanspolder ingericht als natuurgebied met mogelijkheden voor recreatie.
>
1 min