Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie

Westbeemster

Beemster: Land van kaas

Kaas is een van de belangrijkste producten van de Beemster. De traditie van het kaasmaken gaat terug tot de droogmaking. Al halverwege de ‘gouden’ zeventiende eeuw produceerden de boeren in de polder thuis op de boerderij tienduizenden kilo’s kaas per jaar. Met de komst van nieuwe productiemethoden en fabriekskaas is het ambacht van kaasmaken steeds meer een wetenschap geworden. De Beemster landbouwpionier Wouter Sluis gaf daar aan het eind van de 19de eeuw de aanzet voor.

> Book 4 min

Fort bij Spijkerboor

Het Fort bij Spijkerboor werd tussen 1889 en 1911 aan de Westdijk van de Beemster gebouwd en is daarmee het meest noordelijk gelegen fort van de Stelling van Amsterdam. Als onderdeel van het Noordfront van deze verdedigingslinie is het verdedigingswerk van onversterkt beton sinds 1996 een wereldwijd erkend cultuurmonument. Het is tevens een van de grootste forten van de Stelling en bood in zijn hoogtijdagen aan ruim driehonderd soldaten onderdak. Zeer bijzonder is dat de pantserkoepel met de twee originele kanonnen nog aanwezig is en kan worden bekeken. Via een uitschuifbaar trappetje klim je de koepel in en eenmaal boven sta je oog in oog met één van de krachtigste kanonnen uit die tijd.

> Book 4 min

Low Holland: Sanny Leenstra vertelt

Tja, een verhaal vertellen over het even op het Beemster platteland. Hoe ik mijn jeugd heb ervaren en opgroeide. Het is wel zo’n 50 jaar geleden, toen was ik 13 jaar.
We hadden een groot gezin, wel tien kinderen. Acht jongens en ik heb een zusje, ze is 13 jaar jonger.
Mijn vader was boerenarbeider en alles met het handjes hoor, geen machines. Ze werkten er met paarden, een zeis om het gras te maaien en een riek om al het hooi op een hoop te brengen of naar de hooiklamp. Koeien melken met de hand.
Als er zo veel kinderen eten, drinken en kleding nodig hebben, moeten de oudste en grootste kinderen mee helpen op het land. Aardappelen rooien, ja met een kistje achter je aan en steeds alle aardappelen er in doen. Voor elk vol kistje met van die mooie grote piepers (mooie vormen) kreeg je wel een kwartje. Soms deden we wel eens een bonk klei onderin dan was je kistje snel vol. Maar de boer zag dat ook wel.
Bieten, ja suikerbieten dunnen op je knieën. Waar 3 of 4 kleine plantjes groeiden, moest je er één laten staan, anders verdringen ze elkaar bij de groei. Weet ook hoe een suikerbiet er uit ziet.
Als er genoeg geld bij elkaar gespaard was, werd er een fiets gekocht. Daarvoor liepen we altijd naar school, zo’n twee en een halve kilometer. Er was niet zo veel verkeer en geen weg met asfalt, maar straatsteentjes. Als je in het midden van de weg liep was het hoger dan de zijkanten. Dit kwam door de sporen van het verkeer. In de winter, als het gevroren had en het glad was, gleed je vanzelf naar de graskanten.
In de zomer ontdekte je veel soorten gras en bijzondere plantjes. Je ziet namelijk veel meer als je wandelt. Zoals witte bloemetjes, waarvan er elk jaar meer stonden! Ook wilde aardbeitjes stonden aan de graskant.
Omdat de Beemster zo groot en weids is, waren de wolken bijzonder, daar kon ik uren naar kijken. Liggend in het gras zag ik figuren in de wolken die voorbij kwamen: een reusachtige olifant die later veranderde in een heel vreemd wezen. Heerlijk om zo in het grasland op je rug in de lucht te kijken en lekker wegdromen.
Kleuren en natuur verhogen je creativiteit en geven je energie.
Uitgaan, pas als je 15 jaar was. Eerst op dansles. Tegenwoordig springen ze op muziek. Samen met vriendinnen gingen we op de fiets naar de bushalte, want het begon om half acht en was om half tien afgelopen. De dansleraar zette de plaat op en met zijn assistente deden ze voor hoe we de passen moesten doen. De jongens moesten een kleine buiging voor z’n meisje maken om deze ten dans te vragen. Daar zou je nu toch niet meer aan moeten denken! Maar het was wel spannend.
Er speelde ook wel eens een band (The Cats of The Golden Earring) en dan gingen we daar op dansen. Ook van half acht tot half twaalf. En met de bus van vijf over twaalf weer terug.   We aten elke dag aardappelen en groenten uit onze eigen tuin. Pasta’s en MacDonalds was er toen nog niet. We hadden ook bramen in de tuin, heerlijk! Soms aten we pannenkoeken en één keer in de week op vrijdags vis. Dan kwam de visboer uit Volendam al heel vroeg de vis brengen, die rolde hij dan in een krant en hing zo alles aan de waslijn. Zie je het voor je: een pakketje van kranten aan een touwtje aan de lijn!
Met Kerstmis aten we een kip die mijn vader zelf had geslacht. Het was gezellig met zoveel aan tafel.   Nu woon ik weer vlakbij onze ouderlijke woning en denk ik veel aan die tijd terug.

Sanny Leenstra 22 september 2011

> Book 1 min