De route begint bij het NS-station Haarlem en gaat eerst langs de Janspoort en andere voormalige stadspoorten om daarna het omringende platteland te verkennen. Via Penningsveer, Halfweg, Spaarnwoude en Spaarndam voert de route naar Velsen waar ooit twee Romeinse forten lagen. De terugtocht voert door de Kennemerduinen en de route eindigt weer bij de noordelijke stadswal van Haarlem achter het station.
Wie de route te lang vindt kan gemakkelijk doorsteken direct vanaf Penningsveer naar Spaarndam of via Spaarnwoude naar Spaarndam. De route wordt zo bekort met ruim 10 kilometer.
Het middeleeuwse Haarlem is gebouwd op een langgerekte strandwal, een droge plek te midden van moerassig gebied. De verbinding met de strandwallen langs de kust is niet altijd gemakkelijk geweest. De eerste bewoningssporen zijn uit de late steentijd, het gebied werd al bewoond in de bronstijd en ijzertijd en er is agrarische activiteit geconstateerd die teruggaat tot de ijzertijd.
Meer geconcentreerde bewoning begon in de vroege middeleeuwen toen mensen zich vestigden op de opengehakte plek in de bossen die het gebied dan bedekken. ‘Harulahaima’ is de eerste vermelding (10e eeuw) en betekent woonplaats op de zandrug (strandwal). Eigenlijk is dat het begin van Haarlem zoals we dat nu kennen. Het Spaarne is een veenstroom uit de ijzertijd en was een belangrijke verbindingsroute.
De graven van Holland vestigden zich in Haarlem. Zo had in de twaalfde eeuw Floris de Tweede een ‘huis’ in de zich ontwikkelende stad. Het zal zeker aan de grafelijke aanwezigheid (of zijn vrouw gravin Petronilla) te danken zijn dat de kerk werd vergroot en aan Sint Bavo van Gent werd gewijd. Niet alleen de bouwactiviteit aan de kerk, maar ook de aantrekkende werking van het grafelijk hof stimuleerde de nijverheid. Haarlem begon de contouren van een stad te krijgen (1245 stadsrechten). Er waren vele en grote belangen te verdedigen, reden dat de stad werd voorzien van een stenen omwalling. Binnen de poorten, waarvan de Amsterdamse Poort het enige bovengrondse overblijfsel is, bloeide de textielnijverheid, de (binnenvaart)scheepsbouw en stroomde het in de stad gebrouwen bier rijkelijk.
In de zestiende eeuw was Haarlem grotendeels ‘versteend’, wat wil zeggen dat de meeste houten huizen waren vervangen door stenen huizen. Dat kwam goed uit toen Haarlem in 1572 de kant van Prins Willem van Oranje koos en belegerd werd door de Spanjaarden, die het met die keuze niet eens waren. De stad werd zwaar beschoten, maar brandde niet af doordat de meeste huizen van steen waren. Na 214 dagen Spaanse beleg gaf de bevolking zich over. Zuur is wel dat na de bezetting een groot deel van de stad door brand werd verwoest.
De zeventiende eeuw bracht weer grote welvaart en Haarlem groeide uit tot de tweede stad van Noord-Holland, voornamelijk dank zij de laken- en linnenindustrie (laken is een fijne wollen stof). De stad werd aan de noordzijde uitgebreid en kreeg nieuwe wallen en een poort. De uitleg was echter te optimistisch van opzet. Dit stadsdeel bleef tot aan de negentiende eeuw vrijwel onbebouwd.
Ook in de omgeving van Haarlem zijn in verschillende periodes talrijke verdedigingswerken gebouwd. Sommige zijn verdwenen zoals de Romeinse forten en de middeleeuwse kastelen. Hun plaats is sinds de zestiende eeuw ingenomen door buitenplaatsen. Deze bepalen sinds die tijd het landschappelijk beeld van de binnenduinrand. Maar er zijn ook nog genoeg zichtbare verdedigingswerken in de omgeving te zien: de Stelling van Amsterdam en de Atlantikwall. Het zijn beide linies die zijn samengesteld uit verschillende onderdelen waarvan de resten nog in het landschap zichtbaar zijn.
Vul deze informatie aan of geef een reactie.