Wat is dat toch, die liefde voor het land? Zijn het de weidse panorama’s, die de blik laten ontspannen in de verte van de horizon? Zijn het de slootjes, de akkers, de koeien? Dat heb je allemaal ook in andere agrarische gebieden. De stolpboerderijen dan misschien? De karakteristiek van de Omringdijk? Het West-Friese groen op de kozijnen? Of gaat de verbondenheid verder terug? Begint ze al in de moederschoot? Ja, zo is het. Ze zeggen dat de liefde voor het land de West-Fries is aangeboren. Van generatie op generatie wordt ze doorgegeven. Sinds eeuwen.
Gewonnen van het water
Al in het jaar 3000 voor Christus woonden er mensen in het gebied. Gehard door wind en water en onder moeilijke omstandigheden bouwden deze mannen en vrouwen zich in de bronstijd een bestaan op. Ze woonden in langwerpige boerderijen op de zandruggen die na het smelten van de ijskap waren overgebleven, en ze hadden kleine runderen – als trekkracht én voor melk. Toen al. Honderden, duizenden jaren vochten de bewoners van het huidige West-Friesland tegen de zee, die de aarde steeds weer dreigde op te slokken. Zij verschansten zich op terpen, bouwden dammen en dijken, onderhielden sluizen en legden meren droog. Ze bouwden vlotten en schepen, molens en gemalen, vuurtorens en visnetten. Want de zee was niet alleen vijand, ook vriend: bron van inkomsten en handelsgeest.
De Westfriese Omringdijk
Uiteindelijk wisten de West-Friezen het water te bedwingen. In het jaar 1320 legden ze een meesterproeve af met het sluiten van de Westfriese Omringdijk, die van West-Friesland een soort eiland maakte. Een geïsoleerd gebied, vol trotse en zelfstandige bewoners die zich meester wisten van de hongerige zee. De vrijheidszin en het onafhankelijkheidsgevoel worden aan dat isolement toegeschreven: aan de eeuwenlange afgescheiden ligging tussen zee, meren en kreken.
De aard van het beestje.
De aard van het beestje.
Niet gebogen voor de Hollanders
Niet alleen het water vormde een bedreiging, de West-Friezen hebben ook flink te duchten gehad van de heren van Holland. Deze eerzuchtige graven trachtten de vruchtbare West-Friese gronden te vuur en te zwaard te veroveren. Zij opereerden eerst in opdracht van Karel de Grote en later van het Duitse Keizerrijk, en West-Friesland was officieel hun grondgebied. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. Het jaar 1256 is legendarisch en rolt vandaag de dag nog steeds over menig West-Friese lip. In de strenge winter van dat jaar trok de rooms-koning Willem II de West-Friese landen in. Hij dacht zich zeker van een gemakkelijke overwinning, maar had niet gerekend op de hardvochtigheid van de boeren die hun land niet zomaar zouden opgeven. Met knotsen en harken joegen ze het leger op de vlucht, waarbij de koning jammerlijk door het ijs zakte. De boeren sloegen hem dood en verstopten zijn lijk onder de haardplaat van een boerderij in Hoogwoud. De weg waaraan die boerderij stond, heet nog altijd de Koningspade.
Trouw aan het land
Al die successen hebben ook gemaakt dat de West-Friezen honkvast zijn geworden. Wie binnen de Omringdijk is geboren, wil er blijven. Een melkveehouder uit Hoogwoud vertelde dat zijn zuster drie dagen heeft gehuild toen ze trouwde en het ouderlijk huis moest verlaten. “De ochtend na de bruiloft stond ze om acht uur ’s ochtends weer op de stoep. Huilen, huilen! Een drama was het. Ze wou niet weg.” En denk aan het refrein van het West-Friese volkslied: “Noait sou ik hier meer fedaen wulle want, dut is m’n oigen Westfriese land!”
Auteur: Finn Minke.
Publicatiedatum: 20/12/2010
Vul deze informatie aan of geef een reactie.