Jan de Wildt.
Jan de Wildt.
“Volgens mij bestaat er een mensensoort die ‘Hoogovensmens’ heet. Het zijn mensen verknocht aan het bedrijf, trots, kritiek van derden op het bedrijf kunnen ze niet goed verdragen en het bedrijf is voor hen een toekomst vol zekerheid. Mijn vader was zo’n mens.
In 1937 kwam mijn vader naar Beverwijk om als bouwkundige te gaan werken bij Van Leer’s Walswerken. Dit werd later in de oorlog gedwongen overgedragen aan de Hoogovens en zo kwam hij in dienst van de KNHS. Over de werkomstandigheden tijdens de oorlog heeft hij nooit veel verteld. Uit beschrijvingen in boeken die ik later vond is wel bekend dat het een moeilijke tijd was, maar in goed collegiaal verband was er veel te versieren op het gebied van eten en brandstof.
Na de oorlog werd mijn vader ingezet bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij kreeg de beschikking over een motor en moest in Wijk aan Zee de inventaris in de bunkers opruimen. Ik heb daar nu nog steeds een bureau van. De wederopbouw in de jaren vijftig betekende gouden tijden voor de afdeling nieuwbouw, waar mijn vader oprichter van was.De verdere uitbreiding van het bedrijf heeft voor mij een steeds oplopend verlies aan leef- en speelruimte betekend. We speelden als jongens graag in het gebied van de voormalige buitenplaats Rooswijk, een terrein dat Het Witte Hek heette en waar je op landjes kon voetballen en hutten bouwen.
Hoogovens was in die tijd ook veel zichtbaarder dan nu. Je kon langs de buitengrenzen van het terrein fietsen en had zicht op de bedrijvigheid. Je kon niet het terrein op, daar zorgde de terreinpolitie voor. De liefste wens van mijn vader was dat al zijn kinderen bij de Hoogovens zouden gaan werken. Dat gaf immers zekerheid. De wens van mijn vader is niet in vervulling gegaan. Slechts een van de vijf zonen is een echte Hoogovensman geworden. Wel hebben we er allemaal een zomerbaantje gehad.”
Publicatiedatum: 16/08/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.