Als je op een zonnige zomerdag achter de IJsselmeerdijk op de basaltblokken zit en de zon spiegelt in het water, dan is er geen vrediger beeld denkbaar. Maar toen in de nacht van 13 op 14 januari 1916 met hoogtij en windkracht 10, het zoute water over de dijk spoelde, dreigde datzelfde water met zijn allesverwoestende kracht het dorp Andijk te verzwelgen. Dat water heette toen nog Zuiderzee.
Dankzij de niet aflatende inspanningen van iedereen die maar een spade kon vasthouden en een dijkdoorbraak bij de Anna Paulowna- en Waardpolder, waardoor het waterpeil zakte, kon in de vroege morgen van 14 januari toen de wind afnam, met een zucht van verlichting de schade in ogenschouw worden genomen en was het meeste gevaar geweken.
Het was voor velen een angstige nacht geweest. Diverse boeren en tuinders hadden hun belangrijkste bezittingen al in hun polderschuit geladen om, als het water bezit van het land zou nemen, tijdig met vrouw en kinderen te kunnen vluchten. Zover is het gelukkig niet gekomen. Met zandzakken en grote zeilen die op en over de dijk gelegd werden wist de dappere bevolking een dijkdoorbraak te voorkomen. Het was vooral de binnenkant van de dijk die door het overspoelende water verzwakte en dus van binnenuit dreigde door te breken.
>
4 min