Op jonge leeftijd droomt mijn grootvader Maurits Isaac Goldschmidt van een carrière als bouwkundige. In de tijd dat hij zijn eindexamen haalt, is in Amsterdam al decennialang een discours gaande over het nieuwe beursgebouw dat op het gedempte Damrak moet verschijnen. Hoe monumentaal moet het worden, dat gebouw waarin het economisch hart van de stad zal zetelen? Men wordt het er maar niet over eens. Misschien stelt Maurits zich voor hoe hij een eind kan maken aan de discussies door met het ultieme ontwerp voor het beursgebouw te komen. Maar zijn vader heeft zijn oudste zoon nodig.
De koffiekoning keurt, 1935.
De koffiekoning keurt, 1935.
Maurits heeft geen zin in de plannen van zijn vader. Hij droomt van dynamiek, vernieuwing, wellicht ook van roem, en voelt er niets voor zijn dagen door te brengen achter een bureau van een stoffig familiebedrijf. En toch is dat precies wat gebeurt.
Ik stel me voor hoe Maurits door zijn vader naar het kantoor geroepen wordt om te horen dat er geen sprake kan zijn van een studie in Delft. Zijn vader zit achter zijn bureau. Maurits voelt de bui al hangen. Mogelijk heeft Calmon de volgende woorden gesproken:
‘Jongen, dat bouwkundeplan van jou, dat is achenebbisj. De vernieuwing van de stad is jouw zaak niet. Ze komen er niet uit met de plannen voor een nieuwe beurs. De een zegt dit, de ander dat, ze hebben er geen van alle sjoege van, ze praten tot sint-juttemis en niemand neemt een beslissing. Gemeentezaken daar hebben wij niets mee te schaften. Goed voor schlemielen. Niets voor jou. De zaken van Goldschmidt en Zoonen lopen goed. De naam zegt het al, ons bedrijf is van de helemisjpoge. En jij bent goddomme, mijn oudste zoon. We moeten uitbreiden. Je kunt nog zulke wilde ideeën in je kop hebben, maar daar heb ik niks mee te schaften. We hebben je nodig. Ik reken op je.’Maurits kent zijn vader. Hij weet dat het geen zin heeft tegen diens wil in de bouwkundeplannen door te zetten. Daar gaan zijn dromen. Ze vliegen door de ramen over het water van de Prinsengracht en de Amstel, via de armoedige Zwanenburgwal en de Oude Schans, langs het nieuwe Oosterdok naar de bouwput van het Centraal Station dat het jaar daarop feestelijk geopend zal worden. Maurits weet dat de familie vóór alles gaat. ‘De misjpoge,’ zo heeft zijn vader keer op keer benadrukt, ‘is het enige in het leven waarop je echt kunt vertrouwen.’
En dan vertelt Calmon, met vlakke stem het verhaal over die nacht in Geseke, Duitsland. Over de steen die door zijn raam wordt gegooid terwijl hij ligt te slapen. Hoe zijn moeder in paniek binnenkomt, hem uit bed haalt en hij in zijn nachthemd met alle anderen door de achterdeur van hun huis moet vluchten. Dwars door de natte velden, op zijn blote voeten, om zich daar in het bos te verstoppen en met kloppend hart af te wachten of de menigte alleen huizen in puin slaat of ook op zoek gaat naar de bewoners. Af en toe hoort hij nog het geschreeuw van de mensen en kinderen die ‘Huphuphup Juden verrecke’ roepen. Diezelfde kinderen met wie hij ’s middags nog in de stal van zijn vader speelde.
Maurits wordt zo’n goede koffiehandelaar, dat hij, als hij op zijn drieënzeventigste gevangen zit in Westerbork, daar nog altijd ‘Der Kaffee König von Holland’ wordt genoemd. Misschien niet de titel die hij als jongen ambieerde, maar wel een waar hij als bejaarde koopman trots op is.
De 65ste verjaardag van Goldschmidt en Zoonen. De koffiekoning zit rechtsvoor.
De 65ste verjaardag van Goldschmidt en Zoonen. De koffiekoning zit rechtsvoor.
De Derde Dag van de Amsterdamse Geschiedenis vond plaats op 26 juni 2011. Saskia Goldschmidt vertelde over haar familiegeschiedenis in café Onder de Ooievaar, Utrechtsestraat 119.
Klik hier voor meer informatie over het boek en de auteur.
Klik hier voor de overzichtspagina van de Derde Dag van de Amsterdamse Geschiedenis.
Het bedrijfspand van de firma J. Goldschmidt en Zoonen aan de Prinsengracht.
Het bedrijfspand van de firma J. Goldschmidt en Zoonen aan de Prinsengracht.
Publicatiedatum: 18/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.