Het zaad dat ingespoten werd, het voer dat het dier kreeg, het halffabricaat, de medicijnen, de computers die de marges uitrekenden, de richtlijnen uit Brussel die een deel van die marges bepaalden, de internationale marktprijzen voor melk, vlees, arbeid en misschien zelfs de grond, de energie die noodzakelijk was, het veevervoer, de slachthuizen, de supermarktketens,- op hoeveel plaatsen was die koe die we zo graag in de wei willen hebben?
Wat we eisen van het land
En wat wordt er van het stuk grond gevraagd waarop die koe loopt? Boeren zijn verantwoordelijk voor lokale economie, voor hun eigen economie, leveren bijdragen aan het bruto nationale product. Het platteland moet zichzelf overeind houden, vechtend tegen leegloop en verdwijnende voorzieningen als scholen, winkels. Het dient als recreatiegebied voor stedelingen, als leefgebied voor de eigen bevolking, als expansieruimte voor groeikernen en economie. Als speculatiemiddel of onderpand. Het dient het milieu te dienen. Het dient innovatie te belichamen en nostalgie te ensceneren. Een koe moet in de wei,- dat is een prettig gezicht. De oude slootjes moeten terug,- dat is een prettig idee. Waarom? Niet omdat het oorspronkelijk zo was. Er is geen oorsprong. Dit is cultuurlandschap. Wanneer voldoet het plaatje? Als het lijkt op de jaren vijftig, de jaren twintig, of het jaar 2160? Wanneer in grootschaligheid groot genoeg, wanneer wordt het té innovatief, of wanneer zeggen we: zo is het landschap klaar? Het platteland moet vooruit en stilstaan, natuurlijk en rendabel, open en in zichzelf gekeerd tegelijk. Hoe kan het omgaan met al die tegenstrijdige eisen en verlangens?
Onzichtbare schaalvergroting
Het platteland is bijna onzichtbaar geglobaliseerd en gemechaniseerd. De recreatiepaarden in de wei, zo idyllisch, zo natuurlijk, zijn er een onopvallende uiting van. Of de koeien die je kunt zien door de ramen van de kaasfabriek, waar een hightech ballet van machines en als medici vermomde mensen plaatsvindt. Open land. Je denkt dat alles zichtbaar is. Het is nog steeds grond, waarin je wroeten kunt. Waar je jouw oor op kunt leggen in de hoop het gras te horen groeien. ‘Oerlandschap’ met sentimenten van vrijheid of Holland of rust of bedaagdheid. Maar anders dan in een stad, een havengebied of een industrieterrein zijn de kabels en lijnen die het platteland verbinden met werelden erbuiten bijna onzichtbaar.
Wij willen niet zien
Hoe laat je van een weiland, een pak melk of een stukje vlees de globalisering en mechanisering zien? Terwijl het open platteland dat juist zo goed verbergt. Begrijp me goed, het is niet zo dat het platteland zelf verstoppertje speelt, of als een decorstuk van een oubollig drama een omgeving ensceneert die allang verloren is gegaan; het platteland verbergt die dingen omdat wij die wereld van internationale bureaucratieën, markten en technologieën niet willen zien. Kaas uit de fabriek krijgt stikkers met ‘Leerdam’ of Gouda’, en graag stellen wij ons bij het woord ‘kaasmarkt’ kleine plaatsjes voor: met een heuse waag en echte kaasdragers. De koe moet in de wei, als oerbeest en niet als een indrukwekkend voorwerp van medische hightech, of als grimmig symbool van methaanuitstoot. En het beeld van de slacht bederft de smaak van vlees. We willen een boer met riek en overall, in de stal of in de klei en op zoek naar de beste verhouding tussen voer en mest. Niet achter zijn computer op zoek naar goedkope antibiotica of buitenlandse werkkrachten.
Wentelingen
De afgelopen vijftig jaar, is er veel veranderd in Opmeer. Er rijdt geen melkwagen meer die het dorp een ritme verschaft. De buitenwijken van Opmeer zijn groter dan de kern. De paarden zijn van werkpaarden veranderd in pretpaarden. De markt is geen verzamelplaats meer van mensen, maar een onzichtbaar netwerk van getallen. Er is in één generatie ongelooflijk veel gebeurd. Als ik me het probeer voor te stellen, duizelt het mij soms. Ik ben onder de indruk van de grote veerkracht van mensen uit Opmeer. Het optimisme, het gebrek aan klagende, remmende nostalgie, het ijveren voor het eigen behoud, het behoud ook van verenigingen, van kleine tradities. In Limburg, waar ik woon, ervaar ik veel angst. Angst voor westerlingen, kunstenaars, studenten, angst voor migranten, voor Europa, voor modernisering. Veel stil protest, zich uitend in gevoelens van slachtofferschap en woorden als ‘het wordt toch voor ons bepaald’. Ik ben in Opmeer gegrepen door de vitaliteit, het optimisme, het geloof dat achterom kijken zinloos is. Geraakt door het geloof van dat samenhang helemaal niet verdwijnt, omdat mensen daar immers zelf verantwoordelijk voor zijn. Geraakt door het weten dat de toekomst iets goeds kan bieden, als we daarin geloven.
De vitaliteit van opmeer
10d1c90de33516d02b0be252024c55579531b0c6
Publicatiedatum: 20/12/2010
Vul deze informatie aan of geef een reactie.