Titia brengt me met de auto naar bij de kaasfabriek van Piet Klaver – of eigenlijk de fabriek van zijn zoon Bas, die inmiddels het stokje heeft overgenomen. Het is warm. Echt juni op het boerenland: lome koeien in schaarse schaduwplekken; velden die net voor de tweede keer zijn gemaaid; gras dat ligt te wachten om te worden ingekuild; gonzende vliegen; fietstoerisme; knotwilgen met lange uitlopers langs weggetjes en sloten; en honden die lui op erven liggen. Bij de ingang van de kaasfabriek loop ik een stevige kerel tegen het lijf. Hij draagt een witte jas en heeft een wit mutsgevalletje op zijn hoofd. Hij stelt zich voor als Raoul. Omdat ik een fabriek inga, heb ik op voorhand mijn slippers verwisseld voor mijn stevige bergschoenen. Toch maar even vragen of dat echt wel nodig is met die hitte. ‘Ik heb slippers …’ begin ik. Meer is niet nodig. Raouls wenkbrauwen schieten omhoog en hij roept vrolijk: ‘Slippers?! Dat mag, maar dan gaat er van alles tussen je tenen door lopen!’ Plotseling zie ik kaasmakers voor me die in grote tonnen met hun blote tenen de wrongel samen stampen en ik grijns een beetje voor me uit, terwijl Raoul me naar een ruimte loodst die er uitziet als de omkleedruimte in een old school zwembad.
Kaas maken.
Kaas maken.
Rondleiding
Ik krijg een witte wegwerpjas met dito muts aangereikt en ik mag een paar laarzen uitkiezen. Tegen al de nattigheid die over de fabrieksvloer stroomt. Pepijn, één van de theatermakers van KaravaanLab, is al sinds vanmorgen vier uur in de kaasfabriek. Hij komt de kleedruimte binnen en gaat me rondleiden. Eenmaal in de eigenlijke fabriek kijk ik mijn ogen uit. Wat veel kaas! En wat een aardige, toegankelijke mensen. Raoul laat me in de tanks kijken terwijl hij zuursel en stremsel aan de melk toevoegt en van een andere man mag ik voelen aan de sponzige stukken uitgeperste wrongel. Ik ontmoet een jongen uit Polen en een vrouw uit Marokko, die allebei kazen staan in te wrijven met een spons vol plastic smeersel. Ze vertellen me dat het plastic laagje de kazen beschermt en zorgt dat ze niet uitdrogen. Op een kar zie ik een vreemd, gebobbeld stuk kaas liggen met een bruinige korst. Het blijkt één van Piet Klavers experimenten te zijn. In de buurt heeft hij een oude bunker ontdekt en ingericht als ‘kaasgrot’. Hij voegt speciale bacteriën aan zijn kazen toe en laat ze dan flink rijpen in de grot. Zo maakt hij zijn eigen ‘Franse’ kaas. Pepijn en ik mogen ook proeven. De vrouw van Piet staat blokjes kaas te snijden voor morgen op de markt. Hmmm… heerlijk! Pittig, krachtig, vol, arbeid om trots op te zijn. Winkel smaakt naar meer!
Geschreven door Finn Minke
Publicatiedatum: 20/12/2010
Vul deze informatie aan of geef een reactie.