Botkloppen
De winter van 1848 op ‘49 was zeer streng. Zelfs de Zuiderzee, nu IJsselmeer, was grotendeels dichtgevroren. De Durgerdammer vissers leden daardoor bittere armoede. Toch konden ze een speciale vorm van visserij beoefenen, het zogeheten botkloppen. Daarbij hakten ze een aantal bijten in het ijs, waaronder ze hun netten spanden. Met een houten balk klopten ze vervolgens voortdurend op het ijs. Hierdoor schrokken de botten, een platvissoort, wakker en zwommen zo de netten in. Ook visser Klaas Bording en zijn zonen Klaas junior en Jacob reden met hun slee het ijs op om hun geluk te beproeven. Ze waren ver uit de kust en deden goede vangsten. Plotseling sloeg het weer om, het ijs brak en het drietal dreef op een grote ijsschots zo de Zuiderzee op. Veertien dagen zou hun zwerftocht over het ijskoude water duren. Ze hielden zich met regenwater en rauwe botten in leven. Uiteindelijk werden ze bij toeval gered door vissers uit Vollenhove, in de kop van Overijssel. Ze werden aan land gebracht, maar Klaas senior en Klaas junior overleefden de tocht niet. Ze werden in Vollenhove begraven. Moeder Bording keerde met haar zoon Jacob terug naar Durgerdam. De gebeurtenis sprak erg tot de verbeelding van de dorpsgenoten en dankzij een steuncomité kwam er toch nog een steen op het graf. De weduwe kreeg een jaarlijkse uitkering en zoon Jacob kreeg een eigen vissersboot. Het kinderboek Veertien dagen op een ijsschots, dat eind 19de eeuw verscheen, wordt anno 2012 nog steeds gelezen.
Durgerdam
Durgerdam
Publicatiedatum: 01/06/2012
Vul deze informatie aan of geef een reactie.