Inleiding
“Mijn bruidje, hij noemde mij zijn bruidje.”
Na de ramp met de kruittoren, het overlijden van haar vader en het hertrouwen van haar moeder vertrekt de twintigjarige Hendrickje vanuit het Achterhoekse garnizoensstadje Bredevoort naar Amsterdam.
Ze wordt dienstmeid bij de beroemde schilder Rembrandt.
Geertje Dircks, Rembrandts bedgenote is haar bazin. Als Hendrickje en Rembrandt een verhouding beginnen, moet Geertje weg. Ze wordt opgesloten in het Spinhuis te Gouda.
Hendrickje leeft nu samen met Rembrandt.
In 1654 wordt Hendrickje – hoogzwanger – bestraft door de Kerkenraad. Ze leeft in hoererij. Oktober 1654 is de geboorte van hun dochter Cornelia.
Als de zaken slecht gaan, treedt Hendrickje kordaat op. Ze begint samen met Titus (Rembrandts zoon) een kunsthandel.
Hendrickje overlijdt in juli 1663 op 38-jarige leeftijd. Ze wordt begraven in de Westerkerk te Amsterdam.
“Rembrandtman, Rembrandtman, keer oew ‘ns umme en kiek mi-j ‘ns an!”
Badende Vrouw (Hendrickje Stoffels) door Rembrandt van Rijn.
Paneel 61,8×47 cm, London, National Gallery.
Badende Vrouw (Hendrickje Stoffels) door Rembrandt van Rijn.
Duivel?
… Ik ben geschrokken, zo geschrokken.
Geertje, mijn bazin en ik liepen naar de vleeshal, zie ik in de verte een gestalte op ons afkomen. Ik kijk en kijk … nee, de duivel. Het is de duivel!
Ik sta aan de grond genageld. Onze Lieve Heer, alstublieft help!
Geertje, Geertje, kom nou! Geertje!
Geertje draait zich om. Wat sta je daar nou stom te staan.
Sst, sst daar, kijk dan, daar de duivel!
Geertje kijkt en begint te lachen. Hendrickje, daar handelen wij in.
Dat is een neger, een zwart mens. Zie jij horens, bokkenpoten, zie je een staart?
Tsjonge, jonge, jonge, boerentrien en ze loopt gewoon verder.
Een zwart mens, wist ik veel …
Brand Stadhuis
… Brand, brand, het Stadhuis brandt!
Alle klokken luiden. Mensen met emmers rennen naar het stadhuis.
Huizen worden afgedekt met natte zeilen van de boten. Emmers met water worden doorgegeven, lege weer gevuld.
Ineens raak ik in paniek.
Ik moet hier weg, ik ren naar huis. De klokken en de hitte achtervolgen mij.
Ik ren en ren. Mijn hoofd knalt bijna uit elkaar. Geschreeuw, gegil, geur van verbrand vlees.
Pappa, waar is pappa? Mijn hoofd is een grote kerkklok.
BIM BAM BIM BAM BIM BAM!
Ik word gek, ik voel geen grond, geen aarde, helemaal niets.
Ik verstop me in de kelder. Een grote klepel BAM BAM BAM!
Ineens staat Titus voor me. Hij neemt me mee naar de keuken.
Er hangt een dikke rookwolk boven stad.
Paar dagen later krijg ik van Rembrandt een prachtige tekening van het afgebrande stadhuis …
Kip slachten
… Ik liep bij de pakhuizen en daar rook het zo bijzonder, zo lekker, zo pittig.
In een flits wist ik het. Dit, deze geur hoort bij kip. Die hele gracht rook zo.
Ik heb een stevige, jonge, malse kip gekocht, moet nog geslacht worden.
Vraag ik aan Rembrandt of hij de kip wil slachten, zegt hij nee.
De grote meester die de gruwelijkste taferelen schildert, durft niet eens een kip te slachten.
Ik heb het zelf gedaan. Titus hield hem vast, met een klap was zijn kop eraf. De kip fladderde nog wat rond op de binnenplaats. Ik heb hem gevangen, schoongemaakt en in de pan gedaan samen met dit kruid. Paar uur laten trekken, heerlijk. Rembrandt likte zijn vingers erbij af.
Dit kruid is gemaakt voor kip!
Schildert dode pauwen, geslachte ossen, de onthoofding van Johannes maar een kip slachten, nee …!
Hendrickje in haar keuken. Beeld en copyright: Hermi Hartjes.
Hendrickje in haar keuken. Beeld en copyright: Hermi Hartjes.
Auteur: tekst/spel Hermi Hartjes ©
Bezoek haar site: www.hermihartjes.nl
Publicatiedatum: 20/06/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.