Hij was ontzettend blij met zo veel ruimte om in rond te rennen. Hij rende zich rot. En zijn baasjes zwierven her en der en riepen hem af en toe bij zich. Dan kwam hij, natuurlijk, want hij was een uitstekend getrainde hond. Op een gegeven ogenblik stond zijn ene baasje bij de duinen en zijn andere bij de vloedlijn. Beiden riepen toevallig tegelijk: “Caesar! Hier!” De zeer gehoorzame Caesar stond tussen ze in. Hij raakte van de kook. Welke kant moest hij op? Hij stond in dubio.En zo begon de narigheid. Met een ijzersterke centrifugale wilinspanning caesureerde Caesar zich. Hij spleet in tweeën. Doormidden. Cae rende naar het ene baasje, Sar naar het andere. De baasjes schrokken erg van hun eigen stukje halve hond. Ze waren wat eng, met al die doorgesneden ingewanden aan de ene kant. Maar aan de andere kant bleven het schattige helften. Ze hadden wel iets aandoenlijk menselijks gekregen, aan die kant zo op twee pootjes.Maar het was natuurlijk wel behoorlijk abnormaal. De baasjes besloten er iets aan te gaan doen. Ze maakten een afspraak bij de dierenpsychiater. Die zou Cae en Sar vast wel weer normaal kunnen maken. Ze hadden er wel wat geld voor over. De dierenpsychiater bekeek de twee halve hondjes goed. Hij vond het een eng en goor gezicht, waar hij zelf wel eens een menstrauma aan over zou kunnen houden. Daarom verklaarde hij meteen: “Ik doe alleen de psych van dieren. Dit beest is duidelijk schyzosoom. U moet hem naar de dierensomiater brengen. Goedendag!”Dus de baasjes van de twee arme helften maakten een afspraak bij de dierenarts. Die vond het oook erg vreemd. Het leek hem meer een psychies geval. Maar hij was bereid het te proberen. Hij probeerde met alle soorten hoewel, waarom alles niet hielp. Het lag natuurlijk aan de centrifugale krachtige wilinspanning. Die kracht bleef. Maar dat konden ze niet aan hun baasjes vertellen, zodat die met handen in het haar zaten.In arren moede zochten ze hun heil bij kwakzalvers. Een dierenpootoplegger werd om de week bezocht. Die oplegger verdiende er een aardige boterham aan. Maar Cae en Sar bleven twee entiteiten.
Een dierengebedsgenezer werd in de arm genomen. Die was niet goedkoop, maar hij bad veel in het diers tot de dierengoden. Het gewenste resultaat bleef echter uit. Caesar bleef schyzonoom. De hond-minnende baasjes besloten naar India te gaan. Misschien zou het daar lukken.
Het kostte wel veel moeite de twee helften op een ticket te krijgen, maar tenslotte lukte dat en kwamen ze met Sar en Cae in het land van de ongelofelijke dingen. Ze zwierven rond met hun halve hondjes en bezochten alle wijzen, heiligen en wonderdoeners, die ze konden vinden. Maar niemand wilde de honden helpen. Zijn Kaste was gewoon te laag. Thuis gekomen maakten de baasjes eens de rekening op. Het lieve dier had hun, sinds die dag op het strand, handenvol geld gekost. Ze waren blut, dus Caesar moest ook maar eens wat doen voor de kost. “Kermis” was de oplossing. Daarom zeiden de baasjes hun vaste banen met goede vooruitzichten op pensioen op en kochten ze een kermistent. De halve hondjes werden in een kooi tentoon gesteld. Ze deden het prima. Ze huppelden op hun twee pootjes en lieten hun enge en bijna menselijke kant goed zien. Ze werden een goudmijntje voor hun baasjes. Maar ieder dag dezelfde show opvoeren gaat op den duur vervelen. En de baasjes aten steeds luxer, terwijl de helften aldoor hetzelfde hondenvoer kregen. “Zullen we er eens mee kappen, Cae?”, vroeg Sar. “OK, laten we het maar proberen”, antwoordde Cae. En met een geweldige centripale wilinspanning smakten ze tegen elkaar. “Ha”, dacht de een geworden Caesar, “voor mij geen baasjes meer. Het is uit met gehoorzamen en schyzonomie”.
Hij liep gewoon weg en werd een vrolijke zwerfhond. Met wat vlooien. Maar dat vond hij een detail. De rijke baasjes staken hun hele kapitaal in het opsporen van twee niet bestaande halve hondjes. Ze werden arm en moesten weer een degelijk baan met pensioen in het vooruitzicht zoeken.
Publicatiedatum: 02/11/2011
Vul deze informatie aan of geef een reactie.