Oneindig Noord-HollandBeleef de geschiedenis van jouw provincie

Het (non-)museum

'Geen museum vol met mooie schilderijen; maar een enorm, onaf gebouw, dat als een vreemde eend in het kleine dorpje staat te vereenzamen....'

Pé is bewaker van beroep. Gepassioneerd bewaker. Hij bewaakt alles van Dirk Scheringa, inclusief de man zelf. En dus ook het Dirk Scheringamuseum in Opmeer. Geen museum vol met mooie schilderijen; maar een enorm, onaf gebouw, dat als een vreemde eend in het kleine dorpje staat te vereenzamen. Trots verrijzend uit de braakliggende grond, waarin je het begin kunt ontwaren van de slotgracht die er had moeten komen. Pé wijst ons erop. En hij waarschuwt ons om niet te schrikken van plots opvliegende vogels, die zich genesteld hebben vlakbij de achterdeur waardoor we dadelijk naar binnen gaan. Eén voor een betreden we de enorme ruimte. Stil, een beetje eerbiedig opkijkend naar de hoge wanden, lost de groep die we waren op in de leegte van zalen en gangen. We verwonderen ons, we kijken naar de muren, dit is een vreemde plek. Het museum is er, en toch ook niet. Te duur om af te maken; te duur om af te breken. Pé vertelt ons er alles over: ‘Wat er nu staat heeft ongeveer 28 miljoen euro gekost. En wie het af wil laten bouwen, mag er gerust nog een miljoentje of acht tegenaan gooien. Alleen wie wil het hebben? Het is gebouwd als museum, verder kun je er niet zoveel mee. Appartementen mag je er niet van maken vanwege de gasopslag onder het tankstation verderop.’ Op de vloer zijn plekken met vogelpoep en er hangen losse kabels uit grote gaten in de plafonds. Er liggen balken op de grond, stof, stukken piepschuim en vergeten bouwhelmen. Er zijn liftschachten zonder lift, koelcellen zonder voedsel, kozijnen zonder raam of deur. In de grote zaal die het restaurant zou worden liggen drie trappen, horizontaal opgestapeld op de grond. En ergens in een kale vensterbank staat een pakje melk met een half leeg doosje eiersalade. We volgen Pé naar de bovenste verdieping en kijken uit over een zee van glazen koepels, die zich als golven uitstrekken en het dak vormen van de grote hal beneden. Een eenzaam zeiltje klappert in de wind. Een deel van het dak is blauw. ‘Dat is de filosofie van Scheringa’, grinnikt Pé. ‘Hij heeft de daken van de gebouwen die hij liet bouwen verschillende kleuren gegeven, om uit zijn helikopter te kunnen zien waar hij boven vloog. Het museum is blauw, het dak van het AZ-stadion in Alkmaar is rood; zijn banken groen.’ Pé zou schilderijen bewaken; nu bewaakt hij de kale stenen van een gestorven droom. Wat zal er met het gebouw gebeuren? Hij fantaseert: ‘Je zou er Nederlands grootste mortuarium van kunnen maken. Of een wellness resort, met Egyptische baden vol visjes die je dode huidcellen afknabbelen…’ Hij vindt het verschrikkelijk zonde dat er niks mee gedaan wordt. ‘Het museum had nu feestelijk geopend kunnen worden…’ In plaats daarvan trekt het vocht in de muren en hopen de bladeren zich wervelend op in de hoeken. De wrange schoonheid van niet-geworden glorie. Finn Minke

Het (non-)museum

0b5277f8a947f6c6fcebf8d2a471ed7ffa0217ac0b5277f8a947f6c6fcebf8d2a471ed7ffa0217ac

Publicatiedatum: 20/12/2010

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Vereiste velden zijn gemarkeerd met *. Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.